Übersetzungen für „vlammen“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

vlam·men <vlamde, h. gevlamd> [vlɑmə(n)] VERB intr

1. vlammen (vlammen vertonen):

vlammen

sich entflammen

vlammen

sich entzünden

2. vlammen übtr:

vlammen

glühen

vlammen

leuchten

vlammen

flammen form

haat vlamde in zijn blik

in seinem Blick flammte Hass auf

Beispielsätze für vlammen

in vlammen opgaan

in (Rauch und) Flammen aufgehen

de vlammen sloegen uit het dak

die Flammen schlugen aus dem Dach

een prooi van de vlammen worden

den Flammen zum Opfer fallen

de vlammen sloegen over op de hooiberg

die Flammen griffen [o. schlugen] auf den Heuhaufen über

het huis was een prooi van de vlammen

das Haus wurde ein Raub der Flammen