Übersetzungen für „parkwachtster“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

par·ket·wach·ter <parketwachter|s> [pɑrkɛtwɑxtər] SUBST m

parketwachter

Justizwachtmeister m

pacht·ster SUBST f

pachtster weibliche Form von pachter

Siehe auch: pachter

pach·ter <pachter|s> [pɑxtər] SUBST m

pachter

Pächter m

op·richt·ster SUBST f

oprichtster weibliche Form von oprichter

Siehe auch: oprichter

op·rich·ter <oprichter|s> [ɔprɪxtər] SUBST m

oprichter

Gründer m

aan·sticht·ster SUBST f

aanstichtster weibliche Form von aanstichter

Siehe auch: aanstichter

aan·stich·ter <aanstichter|s> [anstɪxtər] SUBST m

aanstichter

Urheber m

aanstichter abw

Anstifter m

par·keer·me·ter <parkeermeter|s> [pɑrkermetər] SUBST m

parkeermeter

Parkuhr f

vecht·ster <vechtster|s> [vɛxtstər] SUBST f

vechtster weibliche Form von vechter

Siehe auch: vechter

vech·ter <vechter|s> [vɛxtər] SUBST m

1. vechter (iem die taai volhoudt):

vechter

Kämpfernatur f

2. vechter (iem die vecht):

vechter

Kämpfer m

op·licht·ster SUBST f

oplichtster weibliche Form von oplichter

Siehe auch: oplichter

op·lich·ter <oplichter|s> [ɔplɪxtər] SUBST m

oplichter

Betrüger m

oplichter

Schwindler m

voor·vecht·ster SUBST f

voorvechtster weibliche Form von voorvechter

Siehe auch: voorvechter

voor·vech·ter <voorvechter|s> [vorvɛxtər] SUBST m

voorvechter

Vorkämpfer m

voorvechter

Verfechter m

een voorvechter van de vrede

ein Kämpfer für den Frieden