Übersetzungen für „plakatierung“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

plak·ke·rig <plakkerige, plakkeriger, plakkerigst> [plɑkərəx] ADJ

1. plakkerig (kleverig):

plakkerig

klebrig

plakkerige handen

klebrige Hände Pl

een plakkerig type übtr

eine Klette

2. plakkerig:

plakkerig (als aan elkaar geplakt)

verklebt

plakkerig (haar)

angeklatscht

plakkerig haar

angeklatschte(s) Haar nt

Wendungen:

plakkerige visite (geneigd om lang te blijven)

Besuch mit Sitzfleisch

plaat·ij·ze·ren [platɛɪzərə(n)] ADJ

plaatijzeren

aus Eisenblech

plaatijzeren

Eisenblech-

plak·ken¹ <plakte, h. geplakt> [plɑkə(n)] VERB trans

plakken

kleben

een band plakken

einen Reifen flicken

plak·ker <plakker|s> [plɑkər] SUBST m (sticker)

plakker

Aufkleber m

plakker

Sticker m

pla·ti·na¹ [platina] SUBST nt geen Pl

platina

Platin nt

plas·tiek [plɑstik] SUBST f geen Pl

plastiek

Plastik f

plaat·ijzer [platɛizər] SUBST nt geen Pl

plaatijzer

Eisenblech nt

gegolfd plaatijzer

Wellblech nt

plaat·je <plaatje|s> [placə] SUBST nt

het huis is een plaatje

das Haus ist ein Traum

de bruid was een plaatje

die Braut war bildschön

het is net een plaatje

es ist wunderschön