Übersetzungen für „pole-position“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

pre·po·si·tie <prepositie|s> [prepozi(t)si] SUBST f

prepositie

Präposition f

de·po·si·to <deposito|'s> [depozito] SUBST nt

1. deposito (het in bewaring geven):

deposito

Hinterlegung f

gelden in deposito

Depositen Pl

geld in deposito geven

Geld in Depot geben

2. deposito (in bewaring gegeven geld):

deposito

Depositum nt

op·po·si·tie <oppositie|s> [ɔpozi(t)si] SUBST f

oppositie

Opposition f

oppositie jur.

Berufung f

oppositie voeren

Opposition betreiben

com·po·si·tie <compositie|s> [kɔmpozi(t)si] SUBST f

compositie

Komposition f

mo·no·po·lie·po·si·tie <monopoliepositie|s> [monopolipozi(t)si] SUBST f

monopoliepositie

Monopolstellung f

po·le·mi·se·ren <polemiseerde, h. gepolemiseerd> [polemizerə(n)] VERB intr

polemiseren

polemisieren

po·si·tief¹ <posi|tieven> [pozitif] SUBST nt

positief

Positiv nt

ex·po·si·tie <expositie|s> [ɛkspozi(t)si] SUBST f

1. expositie (tentoonstelling):

expositie

Ausstellung f

2. expositie (uiteenzetting):

expositie

Darlegung f

expositie

Darstellung f

3. expositie:

expositie lit., muz.

Exposition f

4. expositie (blootstelling):

expositie

Exposition f

expositie

Exponierung f

expositie foto.

Belichtung f

ap·po·si·tie <appositie|s> [ɑpozi(t)si] SUBST f

appositie

Apposition f

hiv-po·si·tief [haivepozitif] ADJ

hiv-positief

HIV-positiv