Übersetzungen für „rasentennis“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

ta·fel·ten·nis [tafəltɛnɪs] SUBST nt geen Pl

tafeltennis

Tischtennis nt

ta·len·ken·nis [talə(n)kɛnɪs] SUBST f geen Pl

talenkennis

Sprachkenntnisse Pl

men·sen·ken·nis [mɛnsə(n)kɛnɪs] SUBST f geen Pl

mensenkennis

Menschenkenntnis f

be·ken·te·nis <bekentenis|sen> [bəkɛntənɪs] SUBST f ook jur.

bekentenis

Bekenntnis nt

bekentenis

Geständnis nt

bekentenis

Eingeständnis nt

een bekentenis afleggen

ein Geständnis ablegen

fei·ten·ken·nis [fɛitə(n)kɛnɪs] SUBST f geen Pl

feitenkennis

Tatsachenwissen nt

feitenkennis (kennis van zaken)

Sachkenntnis f

ont·sten·te·nis [ɔntstɛntənɪs] SUBST f geen Pl

1. ontstentenis (gebrek):

ontstentenis

Ermangelung f

bij ontstentenis van wettelijke verordeningen

in Ermangelung gesetzlicher Verfügungen [o. Verordnungen]

2. ontstentenis (afwezigheid):

ontstentenis

Abwesenheit f

bij ontstentenis van de secretaris

bei Abwesenheit des Sekretärs