Übersetzungen für „schoonmaken“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

schoon·ma·ken <maakte schoon, h. schoongemaakt> [sxomakə(n)] VERB trans (reinigen)

schoonmaken

sauber machen

schoonmaken

putzen

schoonmaken

säubern

schoonmaken

reinigen

zij zijn nog aan het schoonmaken

sie sind noch beim Saubermachen

het geweer schoonmaken

das Gewehr putzen

groente schoonmaken

Gemüse putzen

het schoolbord schoonmaken

die Schultafel wischen

de penselen schoonmaken

die Pinsel säubern

een vis schoonmaken (ingewanden)

einen Fisch ausnehmen

een vis schoonmaken (schubben)

einen Fisch schuppen

Beispielsätze für schoonmaken

groente schoonmaken

Gemüse putzen

het geweer schoonmaken

das Gewehr putzen

het schoolbord schoonmaken

die Schultafel wischen

de penselen schoonmaken

die Pinsel säubern

een vis schoonmaken (ingewanden)

einen Fisch ausnehmen

zij zijn nog aan het schoonmaken

sie sind noch beim Saubermachen