Übersetzungen für „schwächste“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

(Springe zu Deutsch » Niederländisch)

schaars·te [sxarstə] SUBST f geen Pl

schaarste

Knappheit f

de schaarste van levensmiddelen

die Lebensmittelknappheit

schacht <schacht|en> [sxɑxt] SUBST f

1. schacht (kokervormige toegang):

schacht

Schacht m

de schacht van een hoogoven

der Schacht eines Hochofens

2. schacht:

schacht (stok, staaf)

Schaft m

schacht (van veer, pen)

Kiel m

schacht (van zuil)

Schaft m

de schacht van een zuil

der Säulenschaft

3. schacht (deel van laars):

schacht

Schaft m

4. schacht plantk.:

schacht

Schaft m

schwal·be <schwalbe|s> [ʃwɑlbə] SUBST f (val)

schwalbe

Schwalbe f

schaak·ster SUBST f

schaakster weibliche Form von schaker

Siehe auch: schaker

scha·ker <schaker|s> [sxakər] SUBST m

1. schaker (schaakspeler):

schaker

Schachspieler m

2. schaker (ontvoerder):

schaker

Entführer m

schild·wacht¹ [sxɪltwɑxt] SUBST f geen Pl (het wachthouden)

schildwacht

Schildwache f veraltet

schildwacht

Wache f

schildwacht

Posten m

op schildwacht staan

Wache [o. Posten] stehen

schub·ach·tig [sxʏpɑxtəx] ADJ

schubachtig

schuppenartig

schubachtig

schuppig