Niederländisch » Deutsch

son·de·ren <sondeerde, h. gesondeerd> [sɔnderə(n)] VERB trans

don·der·god <dondergod|en> [dɔndərɣɔt] SUBST m

on·der·goed [ɔndərɣut] SUBST nt geen Pl

ˈon·der·gaan1 <ging onder, i. ondergegaan> [ɔndərɣan] VERB intr

1. ondergaan (naar beneden gaan):

2. ondergaan (verzwolgen worden door):

on·der·gra·ven <ondergroef, h. ondergraven> [ɔndərɣravə(n)] VERB trans

1. ondergraven (graven):

2. ondergraven übtr (ondermijnen):


Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski