Übersetzungen für „speler“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

spe·ler <speler|s> [spelər] SUBST m

1. speler (sportbeoefenaar):

speler

Spieler m

speler

Akteur m form

2. speler (acteur, actrice):

speler

Schauspieler m

speler

Akteur m form

3. speler (gezelschapsspel):

speler

Spieler m

speler

Mitspieler m

4. speler (gokker):

speler

Spieler m

speler

Glücksspieler m

5. speler (muzikant):

speler

Musikant m

cd-spe·ler <cd-speler|s> [sedespelər] SUBST m

cd-speler

CD-Spieler m

cd-speler

CD-Player m

dvd-spe·ler <dvd-speler|s> [devedespelər] SUBST m

dvd-speler

DVD-Spieler m

Beispielsätze für speler

die speler heeft spirit

der Spieler hat Mumm in den Knochen

een sportieve speler

ein fairer Spieler

een artiest/speler contracteren

einen Künstler/Spieler unter Vertrag nehmen

een speler van het veld sturen

einen Spieler vom Platz verweisen

een speler uit het veld sturen SPORT

einen Spieler des Feldes verweisen

die speler hield goed stand in de wedstrijd

der Spieler hatte sich im Wettkampf gut geschlagen