Übersetzungen für „stafflig“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

staf·lid <staf|leden> [stɑflɪt] SUBST nt

staflid

Stabsmitglied nt

staf·chef <stafchef|s> [stɑfʃɛf] SUBST m

stafchef

Stabschef m

stafchef mil.

Generalstabschef m

staaf <staven> [staf] SUBST f

staaf (massieve stang of balk)

Stab m

staaf (gegoten (edel)metaal)

Barren m

staaf (spoor)

Schiene f

staaf (eetbaar)

Stange f

een staaf goud

ein Barren Gold

een ijzeren staaf

ein Eisenstab

staal¹ <stalen> [stal] SUBST nt

1. staal (ferrometaal):

staal

Stahl m

roestvrij staal

rostfreie(r) Stahl m

het staal wordt in het vuur gehard übtr

Stahl wird im Feuer gehärtet

2. staal übtr (kracht):

staal

Stahl m

3. staal (ijzer als bestanddeel van levende wezens):

staal

Eisen nt

staal innemen

Eisen einnehmen

4. staal:

staal (voorwerp, werktuig)

Eisen nt

staal (wapen)

Stahl m

het glimmend staal

der blitzende Stahl