Übersetzungen für „standaard“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

stan·daard¹ <standaard|en, standaard|s> [stɑndart] SUBST m

1. standaard (stander):

standaard

Ständer m

de standaard van een fiets

der Ständer eines Fahrrads

een standaard voor paraplu's

ein Schirmständer

2. standaard econ.:

standaard

Währung f

3. standaard:

standaard (maatstaf: niveau)

Standard m

standaard (maatstaf: norm)

Maßstab m

standaard (maatstaf: norm)

Norm f

als standaard aannemen

zum Maßstab nehmen

een bepaalde standaard bereiken

einen bestimmten Standard erreichen

tot standaard verheffen

zur Norm erheben

tot standaard verheffen

als Norm aufstellen

4. standaard (vaandel):

standaard

Standarte f

de koninklijke standaard

die königliche Standarte

stan·daard² [stɑndart] ADJ

standaard

regulär

standaard

als Standard

standaard

Norm-

standaard

Normal-

dat wordt standaard bijgeleverd

das gehört zur Standardausrüstung

Beispielsätze für standaard

een standaard voor paraplu's

ein Schirmständer

een bepaalde standaard bereiken

einen bestimmten Standard erreichen

dat wordt standaard bijgeleverd

das gehört zur Standardausrüstung

als standaard aannemen

zum Maßstab nehmen

tot standaard verheffen

zur Norm erheben

de koninklijke standaard

die königliche Standarte

de standaard van een fiets

der Ständer eines Fahrrads