Übersetzungen für „statuut“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

sta·tuut <sta|tuten> [statyt] SUBST nt

1. statuut (instelling):

statuut

Verordnung f

statuut

Richtlinie f

statuut

Vorschrift f

2. statuut (geheel van voorschriften):

statuut

Statut nt

3. statuut (hoogste bestuursregeling van een rijk):

statuut

Verfassung f

statuut van het Koninkrijk

Verfassung des Königreichs (der Niederlande)

4. statuut (vastgestelde regeling):

statuut

Satzung f

statuut

Statut nt

academisch statuut

Universitätssatzung f

het statuut van de Verenigde Naties

die Satzung der Vereinten Nationen

5. statuut (grondregels) Pl:

statuut

Satzung f

statuut

Statuten Pl form

de statuten opmaken

die Satzung [o. Statuten] aufstellen

volgens [o. overeenkomstig ] de statuten

satzungsgemäß

een wijziging van de statuten

eine Satzungsänderung

in strijd met de statuten

satzungswidrig

in strijd met de statuten

statutenwidrig form

Beispielsätze für statuut

academisch statuut

Universitätssatzung f

statuut van het Koninkrijk

Verfassung des Königreichs (der Niederlande)

het Academisch Statuut

≈ das Hochschulgesetz

het statuut van de Verenigde Naties

die Satzung der Vereinten Nationen