Übersetzungen für „terugslaan“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

te·rug·slaan¹ <sloeg terug, h./i. teruggeslagen> [tərʏxslan] VERB intr

1. terugslaan (met slaan antwoorden):

terugslaan

zurückschlagen

2. terugslaan übtr (verwijzen naar):

terugslaan

sich beziehen

3. terugslaan (zich met kracht achteruit bewegen):

terugslaan

zurückschlagen

4. terugslaan (zich met kracht terug bewegen):

terugslaan

zurückschlagen

te·rug·slaan² <sloeg terug, h. teruggeslagen> [tərʏxslan] VERB trans

terugslaan (slaan naar het punt vanwaar iets, iem gekomen is)

zurückschlagen

terugslaan (aanval)

abschlagen

een bal terugslaan

einen Ball zurückschlagen

Beispielsätze für terugslaan

een bal terugslaan

einen Ball zurückschlagen