Niederländisch » Deutsch

Übersetzungen für „treuer“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch (Springe zu Deutsch » Niederländisch)

Ergebnis-Übersicht

treu·ren: Verb
trek·ker: Nomen
tref·fer: Nomen
treu·zel: Nomen

Meintest du vielleicht: treuzel , treffer , trekker und treuren

treu·ren <treurde, h. getreurd> [trørə(n)] VERB intr

1. treuren (bedrukt zijn):

2. treuren (vervuld zijn van droefheid):

treuren om iem/iets

jdm/etw nachtrauern

treuren om een verlies

einem Verlust nachtrauern

trek·ker <trekker|s> [trɛkər] SUBST m

1. trekker (iem op trektocht):

2. trekker (in samenstelling; iem die een uitkering trekt):

jd, der eine Leistung bezieht

3. trekker fin. (iem die een wissel afgeeft):

Trassant m fachspr

4. trekker (trekvogel):

5. trekker (ketting aan een stortbak):

Leine f

Kette f

6. trekker:

trekker (vuurwapen)

Abzug m

trekker (jachtgeweer)

de vinger aan de trekker hebben

den Finger am Abzug haben

de trekker overhalen

7. trekker (vrachtwagen):

Sattelschlepper m

Sattelzugmaschine f

8. trekker (tractor):

Trecker m

Traktor m

9. trekker med. (trekpleister):

Ziehpflaster nt

10. trekker (rubber veger):

Wischer m

tref·fer <treffer|s> [trɛfər] SUBST m

Treffer m

treffer comput.

Hit m

treu·zel SUBST f

treuzel → treuzelaar

Siehe auch: treuzelaar

treu·ze·laar <treuzelaar|s> [trøzəlar] SUBST m

Trödler m ugs

treuzelaar (man)

Trödelfritze m ugs

treuzelaar (vrouw)

Trödelliese f ugs

Linguatec

Wörterbuch durchsuchen

Niederländisch

Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski