Niederländisch » Deutsch

Übersetzungen für „uitzenden“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch (Springe zu Deutsch » Niederländisch)

uit·zen·den <zond uit, h. uitgezonden> [œytsɛndə(n)] VERB trans

1. uitzenden (met een opdracht wegzenden):

uitzenden
uitzenden

2. uitzenden:

uitzenden RADIO, TV
uitzenden (programma)
bringen ugs
iets over de radio uitzenden

3. uitzenden (direct):

uitzenden
stralen/golven uitzenden

Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski