Niederländisch » Deutsch

de·gra·de·ren1 <degradeerde, h. gedegradeerd> [deɣraderə(n)] VERB trans (in rang verlagen)

weg·ra·ken <raakte weg, i. weggeraakt> [wɛxrakə(n)] VERB intr

1. wegraken (bewustzijn):

2. wegraken (zoekraken):

weg·rij·den2 <reed weg, h. weggereden> [wɛxrɛidə(n)] VERB trans (vervoeren)

weg·rui·men <ruimde weg, h. weggeruimd> [wɛxrœymə(n)] VERB trans

weg·pro·mo·ve·ren <promoveerde weg, h. weggepromoveerd> [wɛxpromoverə(n)] VERB trans

te·le·gra·fe·ren <telegrafeerde, h. getelegrafeerd> [teləɣraferə(n)] VERB trans

weg·ren·nen <rende weg, i. weggerend> [wɛxrɛnə(n)] VERB intr

weg·ruk·ken <rukte weg, h. weggerukt> [wɛxrʏkə(n)] VERB trans

weg·rot·ten <rotte weg, i. weggerot> [wɛxrɔtə(n)] VERB intr

hoef·die·ren [huvdirə(n)] SUBST Pl

pa·ro·dië·ren <parodieerde, h. geparodieerd> [parodijerə(n)] VERB trans

hol·te·die·ren [hɔltədirə(n)] SUBST Pl

pa·pie·ren [papirə(n)] ADJ

1. papieren (van papier):

Papier-
papier-

tie·re·lie·ren <tierelierde, h. getierelierd> [tirəlirə(n)] VERB intr


Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski