Niederländisch » Deutsch
Meintest du vielleicht: machtigen , gewichtig , bezichtigen , spichtig , wicht , schichtig , opzichtig , omzichtig , bevochtigen , bemachtigen , evenwichtig , medeplichtige , evenwichtigheid , bekrachtigen , zwaarwichtig und prestige

ge·wich·tig [ɣəwɪxtəx] ADJ

mach·ti·gen <machtigde, h. gemachtigd> [mɑxtəɣə(n)] VERB trans

be·zich·ti·gen <bezichtigde, h. bezichtigd> [bəzɪxtəɣə(n)] VERB trans

wicht <wicht|en> [wɪxt] SUBST nt

1. wicht:

wicht (klein kind)
Wicht m ugs
wicht (jongens ook)
Knirps m ugs

2. wicht (meisje):

wicht
Ding nt

spich·tig <spichtige, spichtiger, spichtigst> [spɪxtəx] ADJ

2. spichtig (smal en puntig):

spichtig
≈ spitz (zulaufend)

om·zich·tig <omzichtige, omzichtiger, omzichtigst> [ɔmzɪxtəx] ADJ

op·zich·tig <opzichtige, opzichtiger, opzichtigst> [ɔpsɪxtəx] ADJ

schich·tig <schichtige, schichtiger, schichtigst> [sxɪxtəx] ADJ

even·wich·tig <evenwichtige, evenwichtiger, evenwichtigst> [evə(n)wɪxtəx] ADJ

1. evenwichtig (harmonieus, regelmatig):

evenwichtig
ausgeglichen
evenwichtig
gleichmäßig

be·mach·ti·gen <bemachtigde, h. bemachtigd> [bəmɑxtəɣə(n)] VERB trans

2. bemachtigen (zich meester maken van):

bemachtigen
sich bemächtigen +Gen

be·voch·ti·gen <bevochtigde, h. bevochtigd> [bəvɔxtəɣə(n)] VERB trans

me·de·plich·ti·ge <medeplichtige|n> [medəplɪxtəɣə] SUBST m

even·wich·tig·heid [evə(n)wɪxtəxhɛɪt] SUBST f geen Pl

pres·ti·ge [prɛstiːʒə] SUBST nt geen Pl form

zwaar·wich·tig <zwaarwichtige, zwaarwichtiger, zwaarwichtigst> [zwarwɪxtəx] ADJ

1. zwaarwichtig (gewichtig doende):

zwaarwichtig
gewichtig

2. zwaarwichtig (zwaarwegend):

zwaarwichtig
schwerwiegend

be·krach·ti·gen <bekrachtigde, h. bekrachtigd> [bəkrɑxtəɣə(n)] VERB trans

1. bekrachtigen (officieel erkennen):

bekrachtigen
bekräftigen

2. bekrachtigen (bevestigen):

bekrachtigen
bekräftigen
bekrachtigen
bestätigen

Wörterbuch durchsuchen

Niederländisch

Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski
Wörterbücher durchsuchen
Beliebteste