Übersetzungen für „beinfessel“ im Deutsch » Niederländisch-Wörterbuch

ˈHeiz·kes·sel SUBST m

Heizkessel

verwarmingsketel

ˈLehn·ses·sel SUBST m

Lehnsessel

leunstoel

ˈbei·mes·sen VERB trans unreg

beimessen

toekennen [o. toeschrijven] (aan)

beimessen

hechten

beimessen

geven

einer Angelegenheit besondere/geringe Bedeutung beimessen

een zaak een bijzondere/geringe betekenis toekennen

ˈBrenn·nes·sel [ˈbrɛnnɛsl̩] SUBST f

Brennnessel

brandnetel

ˈHe·xen·kes·sel SUBST m

Hexenkessel

heksenketel

Hexenkessel

toverketel

ent·ˈfes·seln [-ˈfɛsl̩n] VERB trans

entfesseln

ontboeien

entfesseln

ontketenen ook fig.

entfesselte Leidenschaften

ontketende [o. tomeloze] hartstochten

ˈDampf·kes·sel SUBST m

Dampfkessel

stoomketel

ˈBein·frei·heit SUBST f

Beinfreiheit

beenruimte

Beinfreiheit

ruimte voor de benen

be·ˈin·hal·ten [bəˈʔɪnhaltn̩] VERB trans

beinhalten

behelzen

beinhalten

inhouden

ˈKorb·ses·sel SUBST m

Korbsessel

rieten stoel

ˈKlub·ses·sel SUBST m

Klubsessel

clubfauteuil

Ge·ˈquas·sel <Gequassels> [gəˈkvasl̩] SUBST nt kein Pl ugs abw

Gequassel

gezwam nt

Gequassel

geleuter nt