Übersetzungen für „betriebsführerin“ im Deutsch » Niederländisch-Wörterbuch

be·ˈtriebs·fer·tig ADJ

betriebsfertig

bedrijfsklaar

be·ˈtriebs·be·reit ADJ

betriebsbereit

bedrijfsklaar

be·ˈtriebs·ei·gen ADJ

betriebseigen

van het bedrijf

betriebseigen

bedrijfs-

Be·ˈtrieb·sam·keit <Betriebsamkeit> SUBST f kein Pl

Betriebsamkeit

bedrijvigheid

Betriebsamkeit

drukte

Be·ˈtriebs·kos·ten SUBST Pl

1. Betriebskosten:

Betriebskosten

exploitatiekosten

2. Betriebskosten:

Betriebskosten

bedrijfskosten

Be·ˈtriebs·ge·heim·nis SUBST nt

Betriebsgeheimnis

bedrijfsgeheim

Betriebsgeheimnis

fabrieksgeheim nt

be·ˈtrieb·sam [bəˈtriːpzaːm] ADJ

betriebsam

bedrijvig

betriebsam

nijver

betriebsam

actief

Be·ˈtriebs·rat (-rä·tin) SUBST m (f) (Mitglied)

Betriebsrat (-rä·tin)

lid van de ondernemingsraad nt

Be·ˈtriebs·arzt (-ärz·tin) SUBST m (f)

Betriebsarzt (-ärz·tin)

bedrijfsarts m en f

Be·ˈtriebs·wirt(in) SUBST m(f)

Betriebswirt(in)

bedrijfseconoom(bedrijfseconome) m (f)

Be·ˈtriebs·schluss SUBST m

Betriebsschluss

einde nt van het werk

Betriebsschluss

sluiting(stijd)

Be·ˈtriebs·aus·flug SUBST m

Betriebsausflug

uitstapje nt van het personeel