Übersetzungen für „dispergierend“ im Deutsch » Niederländisch-Wörterbuch

dis·pen·ˈsie·ren [dɪspɛnˈziːrən] VERB trans

dispensieren

dispenseren

dispensieren

vrijstellen [o. ontheffen] (van)

di·ver·ˈgie·ren [-ˈgiːrən] VERB intr

divergieren

divergeren

divergieren

uiteenlopen

dis·ser·ˈtie·ren [-ˈtiːrən] VERB intr

dissertieren

een dissertatie [o. proefschrift] schrijven

dis·pu·ˈtie·ren [-ˈtiːrən] VERB intr geh

disputieren

disputeren

disputieren

(wetenschappelijk) redetwisten

dis·po·ˈnie·ren¹ [dɪspoˈniːrən] VERB intr

disponieren

disponeren

disponieren

beschikken over

gut/schlecht disponiert sein geh

goedgeluimd/slechtgeluimd zijn

gut/schlecht disponiert sein geh

goed/slecht gedisponeerd zijn

kon·ver·ˈgie·ren [kɔnvɛrˈgiːrən] VERB intr geh MATH

konvergieren

convergeren

konvergieren

samenlopen

dis·ku·ˈtie·ren² [dɪskuˈtiːrən] VERB trans

diskutieren

discussiëren over

politische Fragen diskutieren

over politieke kwesties discussiëren

dis·kon·ˈtie·ren [-ˈtiːrən] VERB trans

diskontieren

disconteren

dis·tan·ˈzie·ren¹ [-ˈ͜tsiːrən] VERB trans SPORT

distanzieren

achter zich laten

den Gegner distanzieren

de tegenstander op afstand zetten

pur·ˈgie·ren¹ [pʊrˈgiːrən] VERB intr MED

purgieren

purgeren

dis·har·mo·ˈnie·ren [dɪsharmoˈniːrən, ˈdɪs-] VERB intr

disharmonieren

disharmoniëren

dis·kre·di·ˈtie·ren [dɪskrediˈtiːrən] VERB trans

diskreditieren

in diskrediet brengen

Dis·per·si·ˈon <Dispersion, Dispersionen> [dɪspɛrˈzi̯oːn] SUBST f

Dispersion

dispersie

dis·tri·bu·ˈie·ren [dɪstribuˈiːrən] VERB trans

distribuieren

distribueren