Übersetzungen für „einflanken“ im Deutsch » Niederländisch-Wörterbuch

ˈein·len·ken² VERB trans

einlenken

doen inslaan

einlenken

insturen

ˈein·flö·ßen VERB trans

1. einflößen (vorsichtig, langsam eingeben):

einflößen

te drinken geven

einflößen

toedienen

2. einflößen (erwecken):

einflößen

inboezemen

jdm Ehrfurcht/Furcht/Vertrauen einflößen

iem eerbied/vrees/vertrouwen inboezemen

ˈein·flie·gen³ VERB refl

einfliegen

leren vliegen

ˈein·flie·ßen VERB intr a. METEO

einfließen

instromen

einfließen

binnenstromen

etw einfließen lassen

terloops iets opmerken [o. aanstippen]

etw einfließen lassen

iets langs zijn neus weg zeggen

ˈein·ren·ken¹ [ˈ͜ainrɛŋkn̩] VERB trans

1. einrenken MED:

einrenken

zetten

einrenken

in het lid brengen

2. einrenken übtr ugs (bereinigen):

einrenken

in het reine brengen

einrenken

in orde brengen [o. maken]

ˈein·sin·ken VERB intr

1. einsinken (nach unten sinken):

einsinken

wegzinken

einsinken

wegzakken

2. einsinken (in sich zusammensinken):

einsinken

inzakken

einsinken

in elkaar zakken [o. vallen]

ˈein·tun·ken VERB trans regional (eintauchen)

eintunken

indopen

ˈein·fah·ren¹ VERB intr

einfahren

binnenvaren

einfahren

binnenrijden

die Bergleute fahren (in die Grube) ein

de mijnwerkers dalen (in de mijn) af