Übersetzungen für „elektrokocher“ im Deutsch » Niederländisch-Wörterbuch

Elek·tro·ˈtech·ni·ker(in) [-ˈtɛçnikɐ] SUBST m(f)

Elektrotechniker(in)

elektrotechnicus m en f

Eˈlek·tro·herd SUBST m

Elektroherd

elektrisch fornuis nt

elek·ˈtro·nisch [elɛkˈtroːnɪʃ] ADJ

elektronisch

elektronisch

elektronische Datenverarbeitung

automatische [o. elektronische] gegevensverwerking

elektronische Post

elektronische post

elektronische Post

e-mail

Eˈlek·tri·ker(in) <Elektrikers, Elektriker> [-trikɐ] SUBST m(f)

Elektriker(in)

elektricien(vrouwelijke electricien) m (f)

eˈlek·trisch [eˈlɛktrɪʃ] ADJ

elektrisch

elektrisch

Elek·tro·me·ˈcha·ni·ker [-meˈçaːnikɐ] SUBST m

Elektromechaniker

elektricien

Elek·ˈtro·nen·rech·ner SUBST m

Elektronenrechner

elektronische rekenmachine

Elektronenrechner

computer

Elek·tro·ˈtech·nik [-ˈtɛçnɪk] SUBST f

Elektrotechnik

elektrotechniek

Elek·tro·ˈly·se <Elektrolyse, Elektrolysen> [-ˈlyːzə] SUBST f

Elektrolyse

elektrolyse

elek·tri·ˈsie·ren² [-triˈziːrən] VERB refl (einen elektrischen Schlag bekommen)

elektrisieren

een elektrische schok krijgen