Übersetzungen für „fabrikzucker“ im Deutsch » Niederländisch-Wörterbuch

ˈKan·dis·zu·cker SUBST m

Kandiszucker

kandij(suiker)

fa·ˈbrik·neu ADJ

fabrikneu

fabrieksnieuw

fabrikneu

gloednieuw

fa·bri·ˈzie·ren [fabriˈ͜tsiːrən] VERB trans

1. fabrizieren ugs abw:

fabrizieren

fabriceren

ein Eigentor fabrizieren

in eigen doel schieten

2. fabrizieren ugs abw:

was hast du jetzt wieder fabriziert?

wat heb je nu weer uitgehaald?

ˈRohr·zu·cker SUBST m

Rohrzucker

rietsuiker

ˈHa·gel·zu·cker SUBST m

Hagelzucker

grofkorrelige suiker

ˈRü·ben·zu·cker SUBST m

Rübenzucker

bietsuiker

Rübenzucker

beet(wortel)suiker

ˈTrau·ben·zu·cker SUBST m

Traubenzucker

druivensuiker

Traubenzucker

glucose

Fa·ˈbrik·hal·le SUBST f

Fabrikhalle

fabriekshal

fa·ˈbrik·mä·ßig ADJ

1. fabrikmäßig:

fabrikmäßig

(zoals) in de fabriek

fabrikmäßig

machinaal

die fabrikmäßige Herstellung eines Apparates

de machinale vervaardiging van een apparaat

2. fabrikmäßig abw:

fabrikmäßig

in serie

fabrikmäßig

machinaal

ˈRoh·zu·cker SUBST m

Rohzucker

ruwe [o. ongeraffineerde] suiker

ˈFrucht·zu·cker SUBST m

Fruchtzucker

vruchtensuiker

ˈPu·der·zu·cker SUBST m

Puderzucker

poedersuiker

ˈWür·fel·zu·cker SUBST m

Würfelzucker

suikerklontje(s)