Übersetzungen für „regierungsgeschäft“ im Deutsch » Niederländisch-Wörterbuch

Re·ˈgie·rungs·chef(in) SUBST m(f)

Regierungschef(in)

regeringsleider(regeringsleidster) m (f)

Ver·ˈsi·che·rungs·ge·sell·schaft SUBST f

Versicherungsgesellschaft

verzekeringsmaatschappij

Versicherungsgesellschaft

assurantiemaatschappij

Re·ˈgie·rungs·rat (-rätin) SUBST m (f)

Regierungsrat (-rätin)

hoger regeringsambtenaar(hoger regeringsambtenares) m (f)

re·ˈgie·rungs·fä·hig ADJ

regierungsfähig

in staat om te regeren [o. een regering te vormen]

re·ˈgie·rungs·kri·tisch ADJ

regierungskritisch

kritisch tegenover de regering

Re·ˈgie·rungs·be·zirk SUBST m BRD

Regierungsbezirk

district nt van een deelstaat

Re·ˈgie·rungs·pos·ten SUBST m POL

Regierungsposten

regeringsjob

Re·ˈgie·rungs·sitz SUBST m

Regierungssitz

zetel van de regering

Regierungssitz

residentie

Re·ˈgie·rungs·spre·cher(in) SUBST m(f)

Regierungssprecher(in)

regeringswoordvoerder(regeringswoordvoerster) m (f)