Übersetzungen für „afriep“ im Deutsch » Niederländisch-Wörterbuch

ˈAf·ri·ka <Afrikas> [ˈaːfrika, ˈaf-] SUBST nt kein Pl

Afrika

Afrika

Fries <Frieses, Friese> [ˈfriːs] SUBST m

1. Fries ARCHIT:

Fries

fries nt

Fries

lijst

2. Fries (Textilien, Textilindustrie, Wollstoff):

Fries

fries nt

piep [piːp] INTERJ

piep

piep!

nicht piep sagen ugs

geen stom woord zeggen

er konnte nicht mehr piep sagen ugs übtr

hij kon geen woord meer uitbrengen

Piep <Pieps> [piːp] SUBST m kein Pl ugs

Piep

piep

Piep

gepiep nt

du hast ja einen (kleinen) Piep ugs übtr abw

je bent niet goed wijs

du hast ja einen (kleinen) Piep ugs übtr abw

je bent gek

keinen Piep mehr sagen ugs übtr

niets meer zeggen

ˈaf·fig [ˈafɪç] ADJ ugs abw

affig

aanstellerig

affig

behaagziek

affig

ijdel