Übersetzungen für „natuur­gebieden“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

na·tuur·ge·bied <natuurgebied|en> [natyrɣəbit] SUBST nt

natuurgebied

Naturlandschaft f

een beschermd natuurgebied

ein Naturschutzgebiet

na·tuur·ge·trouw <natuurgetrouwe, natuurgetrouwer, natuurgetrouwst> [natyrɣətrɑu] ADJ

natuurgetrouw

naturgetreu

ge·bie·den¹ <gebood, h. geboden> [ɣəbidə(n)] VERB trans

1. gebieden (gelasten):

gebieden

befehlen

iem iets gebieden

jdm etw befehlen

2. gebieden (onstoffelijke zaken):

gebieden

gebieten form

het fatsoen gebiedt mij te zwijgen

der Anstand gebietet mir zu schweigen form

3. gebieden rel. (heersen over):

gebieden

herrschen über +Akk

gebieden

Herr sein über +Akk

na·tuur·be·houd [natyrbəhɑut] SUBST nt geen Pl

natuurbehoud

Naturschutz m

na·tuur·kun·de [natyrkʏndə] SUBST f geen Pl

natuurkunde

Physik f

na·tuur·lief·heb·ber <natuurliefhebber|s> [natyrlifhɛbər] SUBST m

natuurliefhebber

Naturfreund m

na·tuur·ge·nees·wij·ze [natyrɣəneswɛizə] SUBST f geen Pl

natuurgeneeswijze

Naturheilverfahren nt