Übersetzungen für „rechtspraak“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

recht·spraak [rɛxtsprak] SUBST f geen Pl

1. rechtspraak (het spreken van recht):

rechtspraak

Rechtsprechung f

rechtspraak

Gerichtsbarkeit f

de rechtspraak is opgedragen aan de rechter

die Rechtsprechung obliegt dem Richter

2. rechtspraak (rechtspleging):

rechtspraak

Rechtspflege f

3. rechtspraak (jurisprudentie):

rechtspraak

Rechtsprechung f

Beispielsätze für rechtspraak

de militaire rechtspraak

die Militärgerichtsbarkeit

de rechtspraak is opgedragen aan de rechter

die Rechtsprechung obliegt dem Richter

de rechtspraak was een aanfluiting van alle recht

die Rechtsprechung war eine Verhöhnung allen Rechtes