Übersetzungen für „perk“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

perk <perk|en> [pɛrk] SUBST nt

1. perk:

perk (vlak in een tuin)

Beet nt

perk (lang, voor sierplanten)

Rabatte f

2. perk übtr (begrenzing):

perk

Grenze f

perk

Schranke f meist Pl

binnen de perken blijven

sich in Grenzen halten

zijn verbeelding binnen de perken houden

seine Fantasie in Grenzen halten

paal en perk stellen aan (een einde maken aan)

ein Ende machen +Dat

paal en perk stellen aan (beteugelen)

Schranken setzen +Dat

alle perken te buiten gaan

jedes Maß übersteigen

3. perk SPORT ook übtr:

perk (afgebakende ruimte)

Feld nt

perk (strijdperk)

Schranken Pl

perk (voor vee)

Pferch m

Beispielsätze für perk

paal en perk stellen aan (een einde maken aan)

ein Ende machen +Dat

paal en perk stellen aan iets übtr

einer Sache Dat Einhalt gebieten