Übersetzungen für „genietend“ im Deutsch » Niederländisch-Wörterbuch

(Springe zu Niederländisch » Deutsch)

ge·ˈnie·ren¹ [ʒeˈniːrən] VERB trans veraltet (stören)

genieren

generen

genieren

hinderen

genieren

storen

ge·ˈnie·ßen <genoss, genossen> [gəˈniːsn̩] VERB trans

1. genießen (bewusst kosten):

genießen

genieten (van) ook fig.

2. genießen ugs:

genießen (auskosten)

gebruiken

genießen (auskosten)

genieten

genießen (essen)

eten

genießen (essen)

drinken

ver·ˈnie·ten VERB trans

vernieten

klinken

vernieten

dichtklinken

vernieten

vastklinken

ˈmeist·bie·tend [ˈm͜aistbiːtn̩t] ADJ WIRTSCH

meistbietend

meestbiedend

meistbietend

hoogstbiedend

Ge·ˈnie·ßer(in) <Genießers, Genießer> [-sɐ] SUBST m(f)

Genießer(in)

genieter(genietster) m (f)

ge·ˈnieß·bar [gəˈniːsbaːɐ̯] ADJ

1. genießbar:

genießbar

genietbaar

genießbar (essbar)

eetbaar

genießbar (trinkbar)

drinkbaar

2. genießbar übtr (verdaulich):

genießbar

te genieten

be·ˈra·tend ADJ

beratend

adviserend

beratend

raadgevend

be·ˈdeu·tend [bəˈd͜ɔytn̩t] ADJ

bedeutend

belangrijk

bedeutend

aanzienlijk