Übersetzungen für „Anwohnerschaft“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

(Springe zu Deutsch » Niederländisch)

heer·schap <heerschap|pen> [hersxɑp] SUBST nt

1. heerschap (figuur):

heerschap

Typ m

dat is een allesbehalve gemakkelijk heerschap

das ist ein alles andere als umgänglicher Patron ugs abw

2. heerschap gesch. (het heer zijn):

heerschap

Herrschaft f

heer·schaar <heer|scharen> [hersxar] SUBST f

heerschaar

Heerschar f

Heer der heerscharen

der Herr der Heerscharen

wa·ter·schap <waterschap|pen> [watərsxɑp] SUBST nt

1. waterschap (bestuur):

waterschap

Wasserverband m

waterschap

Wasserwirtschaftsverband m

waterschap

Wasserbehörde f

2. waterschap (grondgebied):

waterschap

Wasserverband m

broe·der·schap¹ <broederschap|pen> [brudərsxɑp] SUBST f

1. broederschap rel.:

broederschap

Brüderschaft f

broederschap

Bruderschaft f

2. broederschap (beroepsgenoten):

broederschap

Kammer f

de broederschap der notarissen

die Notarkammer

dich·ter·schap <dichterschap|pen> [dɪxtərsxɑp] SUBST nt

dichterschap

Dichtertum nt

moe·der·schap [mudərsxɑp] SUBST nt geen Pl

moederschap

Mutterschaft f

wa·ter·scha·de [watərsxadə] SUBST f geen Pl

waterschade

Wasserschaden m

zwan·ger·schap <zwangerschap|pen> [zwɑŋərsxɑp] SUBST f

zwangerschap

Schwangerschaft f