Niederländisch » Deutsch

zee·straat <zee|straten> [zestrat] SUBST f

klets·praat [klɛtsprat] SUBST m geen Pl

1. kletspraat (prietpraat):

2. kletspraat (roddel):

3. kletspraat (onzin, gezwam):

win·kel·straat <winkel|straten> [wɪŋkəlstrat] SUBST f

weg·pi·raat <wegpi|raten> [wɛxpirat] SUBST m

dwars·straat <dwars|straten> [dwɑrstrat] SUBST f

fil·traat <fil|traten> [fɪltrat] SUBST nt

re·fe·raat <refe|raten> [refərat] SUBST nt

vis·graat <vis|graten> [vɪsxrat] SUBST f

1. visgraat (been van vissen):

2. visgraat (visgraatdessin):

de·mo·craat <demo|craten> [demokrat] SUBST m

pas·to·raat <pasto|raten> [pɑstorat] SUBST nt

1. pastoraat (zielzorg):

2. pastoraat (pastoorschap):

rec·to·raat <recto|raten> [rɛktorat] SUBST nt

veel·vraat <veel|vraten> [velvrat] SUBST m

dorps·straat <dorps|straten> [dɔrpstrat] SUBST f


Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski