Übersetzungen für „bevochtigen“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

be·voch·ti·gen <bevochtigde, h. bevochtigd> [bəvɔxtəɣə(n)] VERB trans

bevochtigen

befeuchten

bevochtigen

anfeuchten

bevochtigen (lichtjes)

benetzen form

zijn lippen bevochtigen

sich Dat die Lippen befeuchten

Beispielsätze für bevochtigen

zijn lippen bevochtigen

sich Dat die Lippen befeuchten