Übersetzungen für „bitterarm“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

lin·ker·arm <linkerarm|en> [lɪŋkərɑrm] SUBST m

linkerarm

linke(r) Arm m

bit·ter¹ [bɪtər] SUBST nt of m geen Pl

1. bitter (jenever):

bitter

Kräuterbitter m

bitter

Kräuterschnaps m

2. bitter (aromatisch extract):

bitter

Kräuterextrakt m

bit·ter·ta·fel <bittertafel|s> [bɪtərtafəl] SUBST f

bittertafel

≈ Stammtisch m

bit·ter·heid <bitter|heden> [bɪtərhɛɪt] SUBST f

1. bitterheid (het bitter zijn, bittere smaak):

bitterheid

Bitterkeit f

bitterheid

Bitternis f ugs

2. bitterheid (het pijnlijk grievend, gegriefd zijn):

bitterheid

Bitterkeit f

bitterheid

Verbitterung f

bitterheid

Bitternis f ugs

bit·ter·zoet [bɪtərzut] ADJ

bitterzoet

bittersüß

rech·ter·arm <rechterarm|en> [rɛxtərɑrm] SUBST m

rechterarm

rechte(r) Arm m

on·der·arm <onderarm|en> [ɔndərɑrm] SUBST m

onderarm

Unterarm m

vit·te·rij <vitterij|en> [vɪtərɛɪ] SUBST f

vitterij

Beckmesserei f

vitterij

Mäkelei f

vitterij

Krittelei f

bit·ter·koek·je <bitterkoekje|s> [bɪtərkukjə] SUBST nt

bitterkoekje

Bittermandelmakrone f

ver·bit·te·ring [vərbɪtərɪŋ] SUBST f geen Pl

verbittering

Verbitterung f

stot·te·raar <stotteraar|s> [stɔtərar] SUBST m

stotteraar

Stotterer m