Übersetzungen für „bouwsels“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

(Springe zu Deutsch » Niederländisch)

brouw·sel <brouwsel|s> [brɑusəl] SUBST nt

1. brouwsel abw:

brouwsel (hetgeen gebrouwen is)

Gebräu nt

brouwsel (zelfgemaakt)

Gesöff nt ugs

2. brouwsel (raar product):

brouwsel

Machwerk nt

bouw·doos <bouw|dozen> [bɑudos] SUBST f

1. bouwdoos (blokkendoos):

bouwdoos

Baukasten m

2. bouwdoos (montagedoos):

bouwdoos

Bausatz m

bouw·werk <bouwwerk|en> [bɑuwɛrk] SUBST nt

bouwwerk

Gebäude nt

bouwwerk

Bau m

bouwwerk (monumentaal)

Bauwerk nt

bouw·fonds <bouwfonds|en> [bɑufɔn(t)s] SUBST nt

bouwfonds (bedrag)

Baukapital nt

bouwfonds (bouwfondskas)

Bausparkasse f

bouw·kunst [bɑukʏnst] SUBST f geen Pl

bouwkunst

Architektur f

bouwkunst

Baukunst f

bouw·jaar <bouw|jaren> [bɑujar] SUBST nt

bouwjaar

Baujahr nt

bouw·lamp <bouwlamp|en> SUBST f

bouwlamp

Baustellenstrahler m

bouw·land [bɑulɑnt] SUBST nt geen Pl

bouwland

Ackerland nt

bouw·val·lig <bouwvallige, bouwvalliger, bouwvalligst> [bɑuvɑləx] ADJ ook übtr

bouwvallig

altersschwach

bouwvallig (gebouw vooral)

baufällig