Niederländisch » Deutsch

voort·zet·ting <voortzetting|en> [vortsɛtɪŋ] SUBST f

2. voortzetting (vervolg):

door·zet·ten2 <zette door, h. doorgezet> [dorzɛtə(n)] VERB trans

1. doorzetten (doen voortgaan):

2. doorzetten (volledig uitvoeren):

toon·zet·ting <toonzetting|en> [tonzɛtɪŋ] SUBST f

hoor·zit·ting <hoorzitting|en> [horzɪtɪŋ] SUBST f

door·zet·ter <doorzetter|s> [dorzɛtər] SUBST m

ont·zet·ting <ontzetting|en> [ɔntsɛtɪŋ] SUBST f

3. ontzetting (bevrijding):

4. ontzetting (schrik):

ne·der·zet·ting <nederzetting|en> [nedərzɛtɪŋ] SUBST f

door·zet·ster SUBST f

doorzetster weibliche Form von doorzetter

Siehe auch: doorzetter

door·zet·ter <doorzetter|s> [dorzɛtər] SUBST m

door·ze·ven <doorzeefde, h. doorzeefd> [dorzevə(n)] VERB trans

door·zen·den <zond door, h. doorgezonden> [dorzɛndə(n)] VERB trans

be·zet·ting <bezetting|en> [bəzɛtɪŋ] SUBST f

1. bezetting (het bezetten, bezet zijn):

2. bezetting (een gebied, troepen):

3. bezetting (manschappen):

af·zet·ting <afzetting|en> [ɑfsɛtɪŋ] SUBST f

1. afzetting (amputatie):

2. afzetting (ontslag):

3. afzetting (het neerslaan; bezinksel):

uit·zet·ting <uitzetting|en> [œytsɛtɪŋ] SUBST f

1. uitzetting (verwijdering):

2. uitzetting (zwelling):

bij·zet·ting <bijzetting|en> [bɛɪzɛtɪŋ] SUBST f

door·zich·tig <doorzichtige, doorzichtiger, doorzichtigst> [dorzɪxtəx] ADJ ook übtr

recht·zet·ting <rechtzetting|en> [rɛxtsɛtɪŋ] SUBST f

door·zet·tings·ver·mo·gen [dorzɛtɪŋsfərmoɣə(n)] SUBST nt geen Pl


Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski