Übersetzungen für „exponierter“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

(Springe zu Deutsch » Niederländisch)

ex·po·ne·ren <exponeerde, h. geëxponeerd> [ɛksponerə(n)] VERB trans

exponeren

exponieren

ex·por·te·ren <exporteerde, h. geëxporteerd> [ɛkspɔrterə(n)] VERB trans

exporteren

exportieren

exporteren

ausführen

ex·por·teur <exporteur|s> [ɛkspɔrtør] SUBST m

exporteur

Exporteur m

ex·po·se·ren <exposeerde, h. geëxposeerd> [ɛkspozerə(n)] VERB trans

1. exposeren (tentoonstellen):

exposeren

ausstellen

2. exposeren (blootstellen):

exposeren

aussetzen +Dat

zich aan grote gevaren exposeren

sich großen Gefahren aussetzen

ex·po·nen·ti·eel [ɛksponɛnʃel] ADJ

exponentieel

exponentiell

exponentieel

exponential

exponentieel

Exponential-

exponentiële groei

exponentielle(s) Wachstum nt