Übersetzungen für „fietssnelweg“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

(Springe zu Deutsch » Niederländisch)

fiets·sleu·tel <fietssleutel|s> [fitsløtəl] SUBST m ook techn.

fietssleutel

Fahrradschlüssel m

au·to·snel·weg <autosnelweg|en> [ɑutosnɛlwɛx, otosnɛlwɛx] SUBST m

autosnelweg

Autobahn f

fiets·ster SUBST f

fietsster → fietser

Siehe auch: fietser

fiet·ser <fietser|s> [fitsər] SUBST m

fietser

Radfahrer m

fietser

Radler m

fietsers oversteken!

≈ Achtung Fahrradfahrer!

fiets·bel <fietsbel|len> [fitsbɛl] SUBST f

fietsbel

Fahrradklingel f

fiet·sen·rek <fietsenrek|ken> [fitsə(n)rɛk] SUBST nt

fietsenrek

Fahrradständer m

fiet·sen·ma·ker <fietsenmaker|s> [fitsə(n)makər] SUBST m

fietsenmaker (fietsenreparateur)

Fahrradmechaniker m

fietsenmaker (fietsenreparateur)

Fahrradschlosser m

fietsenmaker (handelaar)

Fahrradhändler m

snel·weg <snelweg|en> [snɛlwɛx] SUBST m

snelweg

Autobahn f

snelweg

Schnellstraße f

de digitale [o. elektronische ] snelweg

die Datenautobahn