Niederländisch » Deutsch

krui·de·nier <kruidenier|s> [krœydənir] SUBST m

1. kruidenier (kleinhandelaar):

2. kruidenier (kleingeestig, bekrompen persoon):

krui·den·bo·ter <kruidenboter|s> [krœydə(n)botər] SUBST f

krui·den·bit·ter [krœydə(n)bɪtər] SUBST m geen Pl

ren·te·nier·ster SUBST f

rentenierster weibliche Form von rentenier

Siehe auch: rentenier

ren·te·nier <rentenier|s> [rɛntənir] SUBST m

1. rentenier (iem die van zijn renten leeft):

2. rentenier (iem zonder betrekking):


Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski