Übersetzungen für „kurzsichtigkeit“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

voor·zich·tig·heid [vorzɪxtəxhɛit] SUBST f geen Pl

voorzichtigheid

Vorsicht f

voorzichtigheid is geboden

Vorsicht ist geboten

voorzichtigheid is de moeder van de porseleinkast [o. der wijsheid] Sprichw

Vorsicht ist die Mutter der Porzellankiste [o. der Weisheit]

be·zich·ti·gen <bezichtigde, h. bezichtigd> [bəzɪxtəɣə(n)] VERB trans

bezichtigen

besichtigen

kort·zich·tig <kortzichtige, kortzichtiger, kortzichtigst> [kɔrtsɪxtəx] ADJ ook übtr med.

kortzichtig

kurzsichtig

even·wich·tig·heid [evə(n)wɪxtəxhɛɪt] SUBST f geen Pl

evenwichtigheid

Ausgeglichenheit f

on·voor·zich·tig·heid <onvoorzichtig|heden> [ɔnvorzɪxtəxhɛɪt] SUBST f

onvoorzichtigheid

Unvorsichtigkeit f

me·de·plich·tig·heid [medəplɪxtəxhɛit] SUBST f geen Pl

medeplichtigheid

Mittäterschaft f

medeplichtigheid

Beihilfe f

iem veroordelen wegens medeplichtigheid aan moord

jdn wegen Beihilfe zum Mord verurteilen