Übersetzungen für „nitwit“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

(Springe zu Deutsch » Niederländisch)

ei·wit <eiwit|ten> [ɛiwɪt] SUBST nt

1. eiwit (witte stof in een ei):

eiwit

Eiweiß nt

2. eiwit (proteïne):

eiwit

Eiweiß nt

krijt·wit [krɛitwɪt] ADJ

krijtwit

kalkweiß

krijtwit

kreideweiß

krijtwit

kreidebleich

lijk·wit [lɛɪkwɪt] ADJ

lijkwit

leichenblass

lijkwit

totenblass

wit¹ [wɪt] SUBST nt geen Pl

wit

Weiß nt

het gebroken wit

die Eierschalenfarbe

het wit van zijn hemd

das Weiß seines Hemdes

zij trouwde in het wit

sie heiratete ganz in Weiß

het wit van het oog

das Weiße des Auges

een half wit

ein halbes Weißbrot

uit·weg <uitweg|en> [œytwɛx] SUBST m

1. uitweg (uitkomst):

uitweg

Ausweg m

een uitweg uit de moeilijkheden

ein Ausweg aus den Schwierigkeiten

hij wist geen uitweg meer

er wusste keinen Ausweg mehr

2. uitweg (uitgang):

uitweg

Ausgang m

uit·was <uitwas|sen> [œytwɑs] SUBST nt of m

1. uitwas (ongewenste ontwikkeling):

uitwas

Auswuchs m

uitwas

Ausgeburt f abw form

2. uitwas (woekering):

uitwas

Auswuchs m

uitwas

Wucherung f

nicht¹ <nicht|en> [nɪxt] SUBST m (homo)

nicht

Tunte f abw

nicht

Schwule(r) m ugs

niet¹ <niet|en> [nit] SUBST f

1. niet (metalen beugeltje):

niet

Heftklammer f

2. niet (klinknageltje):

niet

Niete f

ni·hil [nihil] ADJ

de ontvangsten waren nihil

die Einnahmen waren gleich null