Übersetzungen für „opdracht“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

op·dracht <opdracht|en> [ɔbdrɑxt] SUBST f

1. opdracht (taak):

opdracht

Auftrag m

iem een opdracht geven tot de bouw van een villa

jdn beauftragen, eine Villa zu bauen

in opdracht van zijn chef

im Auftrag seines Chefs

een opdracht krijgen/uitvoeren

einen Auftrag bekommen/ausführen

2. opdracht (bewoordingen van toewijding):

opdracht

Widmung f

opdracht

Zueignung f

een opdracht van de schrijver

eine Widmung des Verfassers

Beispielsätze für opdracht

de daartoe strekkende opdracht

der dahingehende Auftrag

een werk/opdracht aannemen

eine Arbeit/einen Auftrag übernehmen

een opdracht krijgen/uitvoeren

einen Auftrag bekommen/ausführen

een opdracht volbrengen

einen Auftrag erledigen

in opdracht van zijn chef

im Auftrag seines Chefs

een opdracht van de schrijver

eine Widmung des Verfassers

bij een firma een opdracht aanbesteden

einer Firma einen Auftrag vergeben, beschaffen

een opdracht doorgeven aan zijn opvolger

seinem Nachfolger einen Auftrag übertragen

iem een opdracht geven tot de bouw van een villa

jdn beauftragen, eine Villa zu bauen