Niederländisch » Deutsch

over·scha·du·wen <overschaduwde, h. overschaduwd> [ovərsxadywə(n)] VERB trans

1. overschaduwen (met schaduw bedekken):

over·schat·ten <overschatte, h. overschat> [ovərsxɑtə(n)] VERB trans

over·schreeu·wen <overschreeuwde, h. overschreeuwd> [ovərsxrewə(n)] VERB trans

1. overschreeuwen (door geschreeuw overstemmen):

2. overschreeuwen (zo schreeuwen dat men gehoord wordt):

over·scha·ke·len <schakelde over, h. overgeschakeld> [ovərsxakələ(n)] VERB intr

1. overschakelen (een andere verbinding bewerkstelligen):

2. overschakelen (in een andere versnelling brengen):


Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski