Übersetzungen für „raddraaister“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

(Springe zu Deutsch » Niederländisch)

rad·draai·er <raddraaier|s> [rɑdrajər] SUBST m

raddraaier

Rädelsführer m

draai·ster SUBST f

draaister weibliche Form von draaier

Siehe auch: draaier

draai·er <draaier|s> [drajər] SUBST m

1. draaier:

draaier (iem die draait, werkman)

Dreher m

draaier (hout, ivoor)

Drechsler m

2. draaier (veinzer):

draaier

Heuchler m

ge·zag·draag·ster SUBST f

gezagdraagster weibliche Form von gezagdrager

Siehe auch: gezagdrager

ge·zag·dra·ger <gezagdrager|s> [ɣəzɑɣdraɣər] SUBST m (overheid)

gezagdrager

Obrigkeit f

gezagdrager abw

Machthaber m

naai·ster <naaister|s> [najstər] SUBST f

naaister

Näherin f

naaister (als beroep)

Schneiderin f

rond·draai·en¹ <draaide rond, h./i. rondgedraaid> [rɔndrajə(n)] VERB intr

1. ronddraaien:

ronddraaien (draaiend omgaan)

sich (herum)drehen

ronddraaien (draaiend omgaan)

umlaufen

ronddraaien (snel)

herumwirbeln

ronddraaien (snel)

kreiseln

ronddraaien in een cirkel [o. kringetje] ook übtr

sich im Kreis drehen

(blijven) ronddraaien in bed

sich im Bett herumwälzen

(blijven) ronddraaien in het hoofd

im Kopf herumgehen

2. ronddraaien (zich bewegen om):

ronddraaien

sich drehen