Übersetzungen für „terugtreden“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

te·rug·tre·den <trad terug, i. teruggetreden> [tərʏxtredə(n)] VERB intr

1. terugtreden:

terugtreden (zich terugtrekken)

zurücktreten

terugtreden (zich terugtrekken)

sich zurückziehen

terugtreden (aftreden)

abtreten

het terugtreden van de minister van Financiën

der Rücktritt des Finanzministers

2. terugtreden form (achteruit treden):

terugtreden

nach hinten treten

Beispielsätze für terugtreden

het terugtreden van de minister van Financiën

der Rücktritt des Finanzministers