Übersetzungen für „tuinierster“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

tui·nie·ren <tuinierde, h. getuinierd> [tœynirə(n)] VERB intr

1. tuinieren (als beroep):

tuinieren

Gärtner sein

tuinieren

eine Gärtnerei haben

2. tuinieren:

tuinieren (uit liefhebberij)

gärtnern

tuinieren (werken)

im Garten arbeiten

ju·we·lier·ster SUBST f

juwelierster weibliche Form von juwelier

Siehe auch: juwelier

ju·we·lier <juwelier|s> [jywəlir] SUBST m

juwelier

Juwelier m

vlie·ge·nier·ster SUBST f

vliegenierster weibliche Form von vliegenier

Siehe auch: vliegenier

vlie·ge·nier <vliegenier|s> [vliɣənir] SUBST m

vliegenier

Flieger m

tuin·kers [tœyŋkɛrs] SUBST f geen Pl

tuinkers

Gartenkresse f

tuin·feest <tuinfeest|en> [tœynfest] SUBST nt

tuinfeest

Gartenfest nt

ver·sier·ster SUBST f

versierster weibliche Form von versierder

Siehe auch: versierder

ver·sier·der <versierder|s> [vərsirdər] SUBST m

versierder

Charmeur m

tui·nier <tuinier|s> [tœynir] SUBST m

1. tuinier (tuinman):

tuinier

Gärtner m

2. tuinier (liefhebber van tuinieren):

tuinier

Gärtner m

tuinier

Hobbygärtner m

tuinier

Gartenfreund m

uit·voer·ster SUBST f

uitvoerster weibliche Form von uitvoerder

Siehe auch: uitvoerder

uit·voer·der <uitvoerder|s> [œytfurdər] SUBST m

1. uitvoerder bouww.:

uitvoerder

Bauführer m

2. uitvoerder (van testament, vonnis):

uitvoerder

Vollstrecker m

ren·te·nier·ster SUBST f

rentenierster weibliche Form von rentenier

Siehe auch: rentenier

ren·te·nier <rentenier|s> [rɛntənir] SUBST m

1. rentenier (iem die van zijn renten leeft):

rentenier

Privatmann m

2. rentenier (iem zonder betrekking):

rentenier

Müßiggänger m

win·ke·lier·ster SUBST f

winkelierster weibliche Form von winkelier

Siehe auch: winkelier

win·ke·lier <winkelier|s> [wɪŋkəlir] SUBST m

winkelier

Ladenbesitzer m

winkelier

Geschäftsinhaber m