Übersetzungen für „verpleeg“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

(Springe zu Deutsch » Niederländisch)

ver·ple·ger <verpleger|s> [vərpleɣər] SUBST m

verpleger

Krankenpfleger m

ver·ple·gen <verpleegde, h. verpleegd> [vərpleɣə(n)] VERB trans

verplegen

pflegen

het verplegend personeel

das Pflegepersonal

ver·ple·ging [vərpleɣɪŋ] SUBST f geen Pl

1. verpleging (het verplegen, verpleegd worden):

verpleging

Pflege f

2. verpleging (ziekenzorg):

verpleging

Krankenpflege f

zij gaat in de verpleging

sie wird Krankenschwester

ver·pleeg·hulp² [vərplexhʏlp] SUBST f geen Pl (hulp bij het verplegen)

verpleeghulp

Hilfspflege f

ver·pleeg·huis <verpleeg|huizen> [vərplexhœys] SUBST nt

verpleeghuis

Pflegeheim nt

ver·pleeg·ster <verpleegster|s> [vərpleɣstər] SUBST f

verpleegster

Krankenschwester f