Übersetzungen für „Koningsdag“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

(Springe zu Deutsch » Niederländisch)

ko·nings·huis <konings|huizen> [konɪŋshœys] SUBST nt

koningshuis

Königshaus nt

koningshuis (koninklijke familie)

königliche Familie f

Ko·nin·gin·ne·dag <Koninginnedag|en> [konɪŋɪnədɑx] SUBST m

Koninginnedag

Geburtstag m der Königin(mutter)

Koninginnedag

≈ niederländische(r) Nationalfeiertag m

ko·nin·gin <koningin|nen> [konɪŋɪn, konɪɣɪn] SUBST f

koningin

Königin f

de koningin van het bal/koningin van het feest

die Ballkönigin/Königin des Festes

de koningin der feeën

die Königin der Feen

de koningin slaan SCHACH

die Dame schlagen

Bonds·dag [bɔn(t)sdɑx] SUBST m geen Pl (in Duitsland)

Bondsdag

Bundestag m kein Pl

woens·dag <woensdag|en> [wunzdɑx] SUBST m

woensdag

Mittwoch m

op woensdag

am Mittwoch

's woensdags

mittwochs

ko·ning <koning|en> [konɪŋ] SUBST m

koning

König m

leven als een koning

leben wie ein Fürst

de drie koningen rel.

die Heiligen Drei Könige

de koning der hel

der Fürst der Hölle

de koning der hemelen

der König der Himmel

Willem III, Koning der Nederlanden

Willem III., König der Niederlande

de koning uitspelen kaarten

den König ausspielen

de koning schaak zetten SCHACH

dem König Schach bieten

de koning te rijk zijn übtr

≈ im sieb(en)ten Himmel sein

Koning Winter

Väterchen Frost

ho·ning·raat <honing|raten> [honɪŋrat] SUBST f

honingraat

Bienenwabe f

honingraat

Honigwabe f

ko·nings·ge·zind [konɪŋsxəzɪnt] ADJ

koningsgezind

königstreu

de koningsgezinden

die Royalisten