Niederländisch » Deutsch

dok·te·ren <dokterde, h. gedokterd> [dɔktərə(n)] VERB intr

1. dokteren (als dokter optreden):

2. dokteren (proberen te verbeteren):

3. dokteren (onder doktersbehandeling zijn):

don·ke·ren <donkerde, h. gedonkerd> [dɔŋkərə(n)] VERB unpers ww

blok·ke·ren <blokkeerde, h. geblokkeerd> [blɔkerə(n)] VERB trans

1. blokkeren (afsluiten):

3. blokkeren (de beweging onmogelijk maken):

4. blokkeren (veldsport):

jak·ke·ren1 <jakkerde, h. gejakkerd> [jɑkərə(n)] VERB trans (aandrijven, voortjagen)

mek·ke·ren <mekkerde, h. gemekkerd> [mɛkərə(n)] VERB intr

dok·ken1 <dokte, h. gedokt> [dɔkə(n)] VERB trans scheepv.


Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski