Übersetzungen für „implementeren“ im Deutsch » Niederländisch-Wörterbuch

(Springe zu Niederländisch » Deutsch)

kom·ple·men·ˈtie·ren [kɔmplemɛnˈtiːrən] VERB trans geh

komplementieren

completeren

komplementieren

aanvullen

kom·pli·men·ˈtie·ren [kɔmplimɛnˈtiːrən] VERB trans

1. komplimentieren geh:

komplimentieren

met veel complimenten [o. strijkages] begeleiden [o. begroeten]

2. komplimentieren geh veraltet:

komplimentieren

complimenteren

komplimentieren

complimenten maken

re·gle·men·ˈtie·ren [-mɛnˈtiːrən] VERB trans geh

reglementieren

reglementeren

im·pli·ˈzie·ren [-ˈ͜tsiːrən] VERB trans geh

implizieren

impliceren

implizieren

omvatten

kom·ple·men·ˈtär [kɔmplemɛnˈtɛːɐ̯] ADJ geh

komplementär

complementair

sich komplementär verhalten

complementair zijn

im·po·ˈnie·ren [ɪmpoˈniːrən] VERB intr

imponieren

imponeren

imponieren

indruk maken

im·prä·ˈgnie·ren [ɪmprɛˈgniːrən] VERB trans

imprägnieren (behandeln)

impregneren

imprägnieren (wasserabweisend machen)

doordrenken

imprägnieren (wasserabweisend machen)

doortrekken

einen Anorak imprägnieren

een anorak waterdicht maken

Holz imprägnieren

hout impregneren

de·men·ˈtie·ren [demɛnˈtiːrən] VERB trans

1. dementieren:

dementieren

dementeren

dementieren

ontkennen

dementieren

loochenen

2. dementieren:

dementieren

rectificeren

dementieren

herroepen

ze·men·ˈtie·ren [ ͜tsemɛnˈtiːrən] VERB trans

1. zementieren a. übtr:

zementieren

cementeren

2. zementieren (von Metall):

zementieren

carboneren

la·men·ˈtie·ren [lamɛnˈtiːrən] VERB intr geh

lamentieren

lamenteren

lamentieren

jammeren

lamentieren

kermen

sim·pli·fi·ˈzie·ren [zɪmplifiˈ͜tsiːrən] VERB trans

simplifizieren

vereenvoudigen

simplifizieren

simplificeren

Kom·ple·ˈment <Komplement(e)s, Komplemente> [kɔmpleˈmɛnt] SUBST nt

1. Komplement geh (Ergänzung):

Komplement

complement

2. Komplement MATH:

Komplement

complement

im·por·ˈtie·ren [ɪmpɔrˈtiːrən] VERB trans

importieren

importeren

importieren

invoeren

im·pro·vi·ˈsie·ren [ɪmproviˈziːrən] VERB trans

improvisieren

improviseren

ein Essen improvisieren

een maaltijd improviseren

kom·plet·ˈtie·ren [kɔmplɛˈtiːrən] VERB trans geh

komplettieren

completeren

komplettieren

aanvullen

ele·men·ˈtar [elemɛnˈtaːɐ̯] ADJ

1. elementar (urwüchsig):

elementar

elementair

die elementaren Rechte

de fundamentele rechten

2. elementar (wesentlich):

elementare Kenntnisse

basiskennis

kom·men·ˈtie·ren [kɔmɛnˈtiːrən] VERB trans

1. kommentieren (erläutern):

kommentieren

(be)commentariëren

kommentieren

commenteren

kommentieren

van een commentaar voorzien

kommentieren

annoteren

eine kommentierte Faustausgabe

een gecommentarieerde [o. geannoteerde] uitgave van Faust

2. kommentieren ugs (Stellung nehmen):

kommentieren

commentaar [o. uitleg] geven

in·ter·ˈnie·ren [intɛrˈniːrən] VERB trans

1. internieren MILIT:

internieren

interneren

2. internieren MED (z. B. bei Seuchen):

internieren

isoleren

ar·gu·men·ˈtie·ren [argumɛnˈtiːrən] VERB intr

argumentieren

argumenteren

argumentieren

bewijzen [o. argumenten] aanvoeren

or·na·men·ˈtie·ren [-ˈtiːrən] VERB trans KUNST

ornamentieren

ornamenteren

ornamentieren

van ornamenten voorzien

ornamentieren

met ornamenten versieren