Übersetzungen für „kruithoorn“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

(Springe zu Deutsch » Niederländisch)

mist·hoorn <misthoorn|s> [mɪsthorn] SUBST m

misthoorn

Nebelhorn nt

kruip·spoor <kruip|sporen> [krœypspor] SUBST nt

kruipspoor

Kriechspur f

neus·hoorn <neushoorn|s> [nøshorn] SUBST m

neushoorn

Nashorn nt

kruis·ver·hoor <kruisver|horen> [krœysfərhor] SUBST nt

kruisverhoor

Kreuzverhör nt

iem aan een kruisverhoor onderwerpen

jdn einem Kreuzverhör unterziehen

iem een kruisverhoor afnemen

jdn ins Kreuzverhör nehmen

kruit·vat <kruitvat|en> [krœytfɑt] SUBST nt

kruitvat

Pulverfass nt

op een kruitvat zitten übtr

auf einem Pulverfass sitzen

kruit·damp <kruitdamp|en> [krœydɑmp] SUBST m

kruitdamp

Pulverdampf m

toen de kruitdamp was opgetrokken übtr

als sich der Pulverdampf verzogen hatte

eek·hoorn <eekhoorn|s> [ekhorn] SUBST m

eekhoorn

Eichhörnchen nt

een·hoorn <eenhoorn|s> [enhorn] SUBST m

1. eenhoorn (fabeldier):

eenhoorn

Einhorn nt

2. eenhoorn (vis):

eenhoorn

Einhornwal m

eenhoorn

Narwal m

voel·hoorn <voelhoorn|s> [vulhorn] SUBST m

voelhoorn

Fühler m

zijn voelhoorns uitsteken ook übtr

seine Fühler ausstrecken

al·pen·hoorn <alpenhoorn|s> [ɑlpə(n)horən] SUBST m

alpenhoorn

Alphorn nt

kruid·koek <kruidkoek|en> [krœytkuk] SUBST m

kruidkoek

Gewürzkuchen m

krui·me·len¹ <kruimelde, i. gekruimeld> [krœymələ(n)] VERB intr

1. kruimelen (brokkelen):

kruimelen

krümeln

kruimelen

zerbröseln

kruimelen

(zer)bröckeln

die kaas kruimelt

der Käse bröckelt

2. kruimelen (bij het eten kruimels maken):

kruimelen

krümeln

krui·si·gen <kruisigde, h. gekruisigd> [krœysəɣə(n)] VERB trans

kruisigen

kreuzigen

kruis·vuur [krœysfyr] SUBST nt geen Pl ook übtr

kruisvuur

Kreuzfeuer nt

krui·wa·gen <kruiwagen|s> [krœywaɣə(n)] SUBST m

1. kruiwagen (voertuig):

kruiwagen

Schubkarre f

kruiwagen

Schubkarren m

2. kruiwagen übtr (voorspraak):

kruiwagen

Fürsprecher m

kruiwagen

Gönner m

een (goede) kruiwagen hebben

einen Fürsprecher haben